donderdag, september 07, 2006

De koerdische kwestie

De Koerdische kwestie in Turkije en in de diaspora
Aantallen en woongebied
Bij de opdeling van het Osmaanse Rijk na de Eerste Wereldoorlog kwam ongeveer de helft van Koerdistan bij Turkije, waarvan het de zuidoostelijke en oostelijke regio's vormt. Al sinds eeuwen leven er ook in centraal en westelijk Turkije groepen Koerden — het gevolg van vroege deportaties. Arbeidsmigratie, studie en, de laatste 15 jaar, oorlogshandelingen hebben een gestage toename van het aantal Koerden in westelijk Turkije ten gevolg gehad.
Koerden vormen ca 20% van de bevolking van Turkije. Schattingen van hun aantal lopen zeer uiteen (en weerspiegelen doorgaans de politieke sympathieën of antipathieën van de maker van de schatting) omdat er
a) geen betrouwbare statistieken bestaan, en
b) Koerdische etnische identiteit voor een grote groep geen objectief gegeven is maar op een politieke keuze berust.
Koerdisch sprekende, in Koerdistan wonende en tot een bekende stam behorende personen worden, of ze willen of niet, door anderen als Koerden gezien. Maar bij geheel of gedeeltelijk aan de Turkse cultuur geassimileerde families in andere delen van het land is die identiteit niet vanzelfsprekend. Hetzelfde geldt voor de nakomelingen uit (zeer veel voorkomende) etnisch gemengde huwelijken.
Diversiteit onder de Koerden
De meerderheid der Koerden zijn soennitische moslims en spreken het Kurmanci-dialect van het Koerdisch. Er zijn echter aanzienlijke linguistische en religieuze minderheden: sprekers van een nauw aan het Koerdisch verwante taal, Zaza or Kirmançki genoemd, en Yezidi's en Alevieten. Yezidi's beschouwen zich niet als moslims en zijn altijd ernstig gediscrimineerd door hun moslimburen; bij de Alevieten (waaronder Kurmanci- en Zaza-sprekers) bestaat er onenigheid over of ze zich tot de Islam moeten rekenen of niet. Het religieuze verschil — zelfs bij geheel geseculariseerden, die niet aan religieuze praktijken deelnemen — maakt dat Alevieten en Yezidi's zich niet altijd ondubbelzinnig als Koerden beschouwen.
Assimilatie
Vanaf de jaren dertig van onze eeuw voerde de Turkse overheid een krachtig assimileringsbeleid uit en het was met name voor stadsbewoners met het oog op werkgelegenheid en de carrière van de kinderen verstandig de Koerdische identiteit op te geven. Hoewel discriminatie niet geheel afwezig was, konden geassimileerde Koerden zelfs de hoogste posities in de samenleving bereiken. Tot ca 1960 was het assimileringsbeleid in veel opzichten een succes. Daarna begon een omgekeerd proces: groeiende aantallen "herontdekten" hun Koerdische identiteit. Als respons volgde direkt na de staatsgreep van 1980 een intensieve inspanning om de Koerden op het platteland nu ook te assimileren (met massale taalcursussen, en subtieler door het verbeteren van de radio-en televisie-infrastructuur).
Oorsprongen Koerdisch nationalisme
De eerste Koerdische verenigingen werden aan het begin van deze eeuw in Istanbul opgericht (NB: niet in Koerdistan zelf).Onder oprichters vinden we: a) leden van zeer vooraanstaande Koerdische families die door de sultan om politieke redenen uit hun eigen woongebied (waar ze teveel invloed hadden) waren verbannen; b) jongere leden van leidende families die in Istanbul studeerden of gestudeerd hadden en die zich voorbereidden op een taak binnen de civiele of militaire bureaucratie.
Na de Eerste Wereldoorlog doen facties van beide groepen een vergeefse poging internationale steun te verwerven voor een onafhankelijk Koerdistan. Onder de dorpsbevolking blijkt dit ideaal dan nog nauwelijks te leven; veel vooraanstaande Koerden in Oost- en Zuidoost-Turkije sluiten zich aan bij de kemalistische beweging.
Als de kemalistische beweging de overwinning behaalt gaat een deel van de Koerdische "nationalistische" beweging in ballingschap (Europa, later Syrië), een deel probeert in Koerdistan zelf steun voor haar ideeën te winnen. Koerdische opstanden in de jaren '20 en '30 zijn combinatie van traditioneel verzet tegen staatsinmenging, religieus protest tegen secularisering, en (bij een dunne bovenlaag) nationalisme.
Het moderniserings- en assimileringsbeleid is redelijk succesvol; tot ca 1960 zijn er nauwelijks meer publieke uitingen van Koerdisch zelfbewustzijn. Het jaar 1960 is, als in veel ander opzichten, een breukpunt. Het aantal Koerden met een hogere opleiding heeft een kritische grens bereikt; het aantal organisaties (eerst informeel, later ook meer formeel) van Koerden met culturele (en later ook politieke) doelstellingen neemt toe. In Irak begint Barzani een guerrillastrijd tegen de centrale regering, die ook onder de Turkse Koerden mobiliserend werkt. In Turkije zelf ontstaat een kleine maar invloedrijke socialistische beweging en een daarmee geassocieerde linkse studentenbeweging; in beide nemen Koerden actief deel. Eind jaren zestig begint de linkse beweging ook belangstelling voor het "nationale vraagstuk" te tonen.
In jaren '70 voltrekt zich een scheiding tussen "Turks links" en "Koerdisch links" doordat de Koerden zich apart beginnen te organiseren. (Een gedeeltelijke uitzondering daarbij vormen de Koerdische Alevieten, van wie velen binnen "Turks linkse" organisaties actief blijven). De eisen van de Koerdische beweging verschuiven van culturele en economische (recht de eigen taal te spreken en schrijven; ontwikkeling van Koerdistan) naar politieke (het recht op zelfbeschikking; autonomie of onafhankelijkheid). Evenals de "Turks-linkse" beweging geraakt de Koerdische sterk verdeeld door persoonlijke en ideologische tegenstellingen. In 1980 zijn er meer dan tien verschillende partijen en organisaties, waarvan er enkele geloven in de gewapende bevrijdingsstrijd. De PKK, dan nog één van de kleinere bewegingen, is daarin veruit de radikaalste.
De rechtse reactie: "Grijze Wolven"
De extreem-rechtse, panturkistische ex-kolonel Türkes neemt een conservatieve partij over en herorganiseert die als de autoritair geleide Partij van de Nationalistische Beweging (MHP). De met de partij geaffilieerde jeugdverenigingen ("Haardsteden van het Ideaal") raken vanaf het eind der jaren '60 berucht als knokpploegen die zich tegen de opkomende linkse beweging keren. De partij organiseert paramilitaire en ideologische training in kampen; de trainees noemen zich "commando's" of "Grijze Wolven". In de jaren '70 is er een toenemend straatgeweld, dat zowel van links als van rechts komt; linkse en rechtse groepen brengen hele stadswijken onder hun controle (als "bevrijde gebieden").
Daarnaast onderscheiden de "Grijze Wolven" of "idealisten" zich door een type geweld dat (op één of twee uitzonderingen na) geen pendant ter linkerzijde heeft: de politieke assassinatie. Een groep (niet-radicale) linkse studenten die in de verkeerde buurt woonden, enkele academici, een vooraanstaand journalist, vooraanstaande hoge beambten worden vermoord, en de daders bleken tot een kleine, harde kern binnen de "Haardsteden van het Ideaal" te behoren. Naar onlangs publiekelijk bekend geworden is, is deze harde kern al in de loop van de jaren '70 gerecruteerd in de schimmige politie-organisatie die in Turkije als "Kontra-guerrilla" bekend staat (de pendant van Italië's "Gladio"). Zij hebben in binnen- en buitenland extra-judiciële executies en andere "covert actions" uitgevoerd. Ze zijn trots op de vernietiging van de Armeense terreur-organisatie ASALA en waren ook betrokken bij de moordaanslag op de Paus in 1981. Tevens begaven ze zich op aanzienlijke schaal in de heroine-smokkel.
De militaire staatsgreep van 1980
De staatsgreep bracht de gehele linkse beweging en een groot deel van de Koerdische beweging de genadeslag toe. Ook Islamisten en "Grijze Wolven" werden vervolgd. Zelfs Türke bracht enige jaren in gevangenschap door wegens het aanzetten tot moord. (Dit gaf aanleiding tot zijn veelgeciteerde weeklacht "onze ideeën zijn nu aan de macht, maar wijzelf zitten gevangen").
Tegen het islamisme van Erbakans MSP adopteerde het militaire bewind de "Turks-islamitische synthese" als staatsideologie; via een versterkt Directoraat voor Godsdienstzaken (Diyanet) probeerde de overheid het gelovige deel van de natie in binnen- en buitenland weer onder controle te brengen. De officiële ondersteuning van de soennitische Islam is een van de factoren die tegen het eind van het decennium tot een spectaculaire opleving van alevitisme leiden.
De enige Koerdische organisatie die de repressie van de eerste jaren overleeft is de PKK. De demonisering van de PKK in de Turkse pers heeft er waarschijnlijk toe bijgedragen dat zij door een groeiend deel van de Koerdische bevolking ernstig werd genomen. De guerrillastrijd die zij in 1984 begint, met vermoedelijk slechts honderden actieve guerrillastrijders, brengt een polarisering van de bevolking teweeg waardoor de PKK wordt versterkt. Het optreden van het leger drijft een deel van de dorpsbevolking in de armen van de PKK.
De groei van de PKK werd de belangrijkste mobiliserende factor voor de MHP, die tegen het einde van het decennium, als Türke weer aan de politiek kan deelnemen, krachtig terugkomt. Begrafenissen van gesneuvelde soldaten worden door de MHP propagandistisch uitgebuit. Na 1990 worden leden van de militaire en politiële "speciale teams" die tegen de PKK worden ingezet grotendeels via de "Idealistenverenigingen" gerecruteerd.
De PKK: guerrilla en frontorganisaties
Begin jaren '90 beschikt de PKK over een groot en gedisciplineerd guerrillaleger, bewapend en getraind met Syrische (en enige Iraanse en Griekse) hulp, met belangrijke militaire kampen in noord-Irak maar ook permanente kampen in de bergen in Turks-Koerdistan zelf. Bovendien heeft ze in bepaalde gebieden zo grote populariteit onder de stadsbevolking bereikt dat zij de overstap van guerrillastrijd naar "Intifadah"-achtige volksopstanden probeert te maken. "Volkscomité's" van verschillende typen spelen een bijna even belangrijke rol in de beweging als het guerrillaleger. Tegen '95 is er van die civiele structuur echter nauwelijks meer iets over, als gevolg van uiterst hard militair optreden (met moordcommando's die extrajudiciele executies uitvoeren). De PKK is weer een strikt militaire organisatie geworden.
Vanaf 1985 heeft de overheid Koerdische milities ("dorpswachters") in het leven geroepen, die tegen betaling hun eigen gebied PKK-vrij moeten houden. Hun aantal zou inmiddels tot boven de 60.000 zijn gestegen. Na 1990 werden in veel gebieden de dorpen voor de keus gesteld dorpswachters te leveren of hun dorp te verlaten. Minstens 2000 dorpen werden onder militaire dwang geheel of gedeeltelijk ontruimd; grotere aantallen dorpelingen verlieten hun dorpen "vrijwillig" omdat de oorlogssituatie het leven onmogelijk maakte. De meer dan een miljoen Koerden die naar west- en zuid-Turkije getrokken zijn en daar een onderklasse vormen zijn in theorie een ideaal recruteringsterrein voor de PKK — maar in de praktijk is daar nog weining van gebleken.
Enige indicatie voor de populariteit van de PKK en haar Koerdisch-nationalistische ideologie bij de bevolking vormen de verliezingsresultaten van de legale Koerdische partijen, achtereenvolgens DEP, ÖZDEP, HEP en HADEP. Belangrijke facties binnen deze partijen stonden/staan dicht bij de PKK (maar daarnaast zijn ook andere stromingen erin vertegenwoordigd). DEP en HEP kregen na 1991 een vertegenwoordiging in het parlement door een lijstverbinding met de sociaaldemocratische partij. De HADEP ging in 1995 op eigen kracht de verkiezingen in maar bleef met een landelijk gemiddelde van 4,8% onder de kiesdrempel. In diverse provincies en districten in zuidoost-Anatolië (waaronder ook districten waar vrijwel alleen nog maar "dorpswachters" over zijn) behaalde zij echter ruim 50% van de stemmen. Opvallend is dat de partij in de stadswijken van Istanbul en Ankara waar veel recente Koerdische migranten wonen geen indrukwekkende resultaten behaalde.
De relatie tussen PKK en HADEP lijkt ambivalent: enerzijds steunt de PKK de HADEP, anderzijds zorgt zij ervoor dat deze geen alternatief voor haarzelf kan worden.
De PKK en religie
Tegen het eind van de jaren '80 nam de PKK afstand van de anti-islamitische houding die zij aanvankelijk, net als alle linkse organisaties in Turkije, had ingenomen. Een vorm van extreem populisme: de bevolking is islamitisch, dus de partij moest zich begrijpend tegenover de Islam opstellen. Dat leverde het risico op dat de partij de Koerdische Alevieten van zich zou vervreemden. Maar voor hen, evenals voor de Yezidi's, werd een aparte met de PKK geaffilieerde organisatie opgericht.
Turken en Koerden in de Europese diaspora
In de geregistreerde migratie zijn de Koerdische provincies ondervertegenwoordigd. Anderzijds lijken Koerden onder de illegalen oververtegenwoordigd te zijn, maar in het geheel zal het percentage Koerden onder de migranten in Nederland en Duitsland onder het percentage liggen dat ze van de bevolking van Turkij vormen. De meeste Koerden kwamen als "Turkse" gastarbeiders, en gedroegen zich, tot ca 1980, als zodanig. Als ze zich al organiseerden was het in een (niet-etnische) moskee of progressieve arbeidersorganisatie. Na 1980 zijn velen begonnen, meer nadruk op hun Koerdische identiteit begonnen te leggen. Iets analoogs geldt ook voor de (Turkse zowel als Koerdische en Arabische) Alevieten, die zich in alevitische verenigingen gingen organiseren.
Factoren die hierbij een rol speelden: a) de komst van grote aantallen vluchtelingen van uiteenlopende politieke gezindte. b) pogingen van de Turkse overheid, meer greep op de "Turkse" gemeenschap in Europa te krijgen via o.a. de moskeeën. c) demografische veranderingen: de tweede-generatie jeugd van leeftijden tussen 15 en 25 toonde zich veel gevoeliger voor politieke mobilisering dan hun ouders.
Enkele Turkse politieke bewegingen waren voor 1980 al begonnen zich in Europa een basis op te bouwen. Diverse linkse bewegingen waren in de progressieve arbeidersverenigingen vertegenwoordigd; er was ook een federatie van Koerdische arbeidersverenigingen (KOMKAR). De aandacht van deze bewegingen richtte zich echter primair op de situatie van immigranten in Europa, en in mindere mate op de Turkse politieke situatie. Met de komst van politieke vluchtelingen, wier belangstelling in veel sterkere mate uitging naar de situatie in Turkije dan die in Europa, ontstaat er een machtsstrijd binnen deze verenigingen en een veranderende oriëntatie. Iets vergelijkbaars gebeurt in islamistisch milieu. "Grijze Wolven" zijn altijd op de gehele Turkse wereld gericht geweest en nauwelijks op de specifieke Europese situatie.
Het is nog steeds een relatief gering percentage van de Koerden dat politiek gemobiliseerd is (en in Nederland is het geringer dan in Duitsland), maar in absolute aantallen is de groei indrukwekkend. Onder de jongeren is de PKK dominant geworden. Zij kan in korte tijd 50.000 mensen op de been brengen voor betogingen of culturele manifestaties. Het PKK-verbod in Duitsland heeft verdere groei niet belemmerd. In sommige plaatsen heeft KOMKAR haar voorsprong behouden; de aanhang ervan lijkt gemiddeld wat ouder. Andere Koerdische partijen en bewegingen zijn ook aanwezig, maar hun rol is marginaal; zo is er in Deventer bv. een kleine groep Rizgari-aanhangers, die zich in de laatste 15 jaar echter nauwelijks heeft kunnen uitbreiden.
Soennieten en Alevieten
Hoewel het alevitisme in veel opzichten een andere religie lijkt, hebben de meeste alevieten zich om apologetische redenen doorgaans moslims genoemd. Hun rituelen en geloofsleer wijken sterk af van die van de soennieten. Soennieten (en in het bijzonder het Directoraat voor Godsdienstzaken van de Turkse overheid) zien het als hun taak, de alevieten tot "echte" moslims te maken, o.a. via het bouwen van moskeeën in alevitische dorpen en via godsdienstonderwijs op school. Een deel van de alevitische gemeenschap streeft naar erkenning als gelijkwaardige geloofsgemeenschap naast de soennitische; een ander deel laat zich geleidelijk assimileren. De cultuurstrijd om de religieuze identiteit van de alevieten vindt ook in Europa plaats (mogen de alevieten een eigen geestelijke uit Turkije laten overkomen of moeten ze het maar met een soennitische imam doen?). De alevitische opleving in Turkije tegen het eind van de jaren '80 is voor minstens een deel toe te schrijven aan de ontwikkelingen in Europa.
De PKK en Europa
De Koerden in Europa vormen voor de PKK een belangrijke bron van inkomsten zowel als politieke en militaire recrutering. Publikaties in vele talen worden in Europa geproduceerd en verspreid — ik ken geen andere organisatie van immigranten die in dit opzicht even succesvol is. Het per satelliet naar Koerdistan en Europa uitzendende Koerdische televisiestation is een revolutionair fenomeen. Hoewel het soms gewelddadige optreden van de PKK-aanhang vanuit het oogpunt van public relations negatieve effecten heeft gehad, is toch een functionerende lobby op gang gekomen. Het Koerdische Parlement in ballingschap (dat zich soms als een regering in ballingschap gedraagt) heeft zich echter in de ogen van veel potentiële Europese partners ongeloofwaardig gemaakt door te radicale uitspraken.
Onder Koerdische studenten in Europa worden specialisten voor technische functies geselecteerd; jonge mensen met capaciteiten worden gestimuleerd een vak te gaan studeren dat "straks in het onafhankelijke Koerdistan" nodig zal zijn.
Globalisatie en integratie
De televisiesatelliet en de goedkope schotelantenne hebben een culturele revolutie veroorzaakt, zowel onder de Koerden als onder de Turken in West-Europa. Men raakt weer sterker dan voorheen betrokken bij gebeurtenissen in Turkije. Onder de tweede (en derde) generatie begint het spreken van het Turks weer toe te nemen. Goedkopere vliegreizen hebben Turkije bereikbaarder gemaakt (nog niet zo lang geleden ging men met de auto, en minder frequent). "Illegale" migratie heeft er bovendien voor gezorgd dat bijna iedere migrant verwikkeld zit in een netwerk van familie en streekgenoten. In Duitsland wordt geklaagd over het falen van integratie; een belangrijk deel van de uit Turkije afkomstigen lijkts sterker op Turkije georienteerd dan vijftien jaar geleden, en keert zich af van de Duitse samenleving.
Martin van Bruinessen, Universiteit Utrechtoctober 1997